Verkeersvergelijking van Fisher
De econoom Irving Fisher is de bedenker van de naar hem vernoemde verkeersvergelijking van Fisher. Met behulp van de verkeersvergelijking van Fisher is het mogelijk om te kijken wat er gebeurd als de maatschappelijke geldhoeveelheid veranderd. Irving Fisher bestudeerde het verband tussen de maatschappelijke geldhoeveelheid en het nationaal prijsniveau. De verkeersvergelijking van Fisher ziet er als volgt uit:
M × V = P × T
Deze letters hebben de volgende betekenis:
- M = maatschappelijke geldhoeveelheid De maatschappelijke geldhoeveelheid is de optelsom van al het chartale geld en girale geld dat in handen is van burgers en ondernemingen.
- V = velocity (omloopsnelheid) De omloopsnelheid van het geld is het aantal keren dat munten en bankbiljetten gemiddeld worden gebuikt om goederen en diensten te kopen.
- P = prijsniveau Het prijsniveau van de goederen en diensten in het land.
- T = transacties Het aantal goederen en diensten die er in een jaar tijd verkocht worden.
De verkeersvergelijking bestaat uit twee onderdelen, de geldstroom en de goederenstroom.
Geldstroom | Goederenstroom |
---|---|
M × V | P × T |
In een economie is de maatschappelijke geldhoeveelheid €40. Deze €40 bestaat uit 40 munten van €1. In totaal wisselt elke munt 5 keer per jaar van eigenaar, dit is de omloopsnelheid. M × V = geldstroom €40 × 5 = €200. | In een economie worden alleen maar chocolande repen verhandeld. De prijs van een chocoladereep is €2 per stuk. P × T = goederenstroom €2 × 100 = €200. |
Constante omloopsnelheid
De omloopsnelheid van het geld is constant en veranderd niet. De betalingsgewoonte van de mensen in een land veranderd namelijk niet snel. Dit betekend dat wanneer M stijgt p en/of T ook moet stijgen omdat V niet veranderd.
Veranderingen op de korte termijn
In de korte termijn wordt naast de omloopsnelheid ook de prijs constant gesteld vanwege prijsrigiditeit. Hierdoor zal bij een stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid aan de geldstroom kant het aantal transacties aan de goederenstroom kant toenemen. In de verkeersvergelijking ziet dit er als volgt uit:
M↑ × V = P × T↑
Veranderingen op de lange termijn
In de lange termijn is niet prijs constant aan de goederenstroom kant maar het aantal transacties, het aantal transacties ligt namelijk bij de natuurlijke productie. Hierdoor zal bij een stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid aan de geldstroom kant de prijs aan de goederenstroom kant toenemen. In de verkeersvergelijking ziet dit er als volgt uit:
M↑ × V = P↑ × T
Nu je de basis weet kunnen we gaan kijken waarom op de lange termijn het aantal transities stijgt bij een stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid en waarom op de lange termijn juist de prijs stijgt.
Toelichting veranderingen op de korte termijn
Stel je voor dat de centrale bank de maatschappelijke geldhoeveelheid doormiddel van geldschepping verhoogd, dit wordt ook wel monetaire expansie genoemd. Doordat consumenten meer geld tot hun beschikking hebben neemt de vraag naar producten toe. Omdat de prijzen op korte termijn vast zijn door de prijsrigiditeit kunnen consumenten voor dezelfde prijs meer producten kopen. De geaggregeerde vraaglijn verschuift naar rechts.
In de verkeersvergelijking van Fisher zien we dat doordat de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt op de korte termijn het aantal transacties zal stijgen. Dit komt omdat we veronderstellen dat de omloopsnelheid (v) vast is en ook het prijsniveau (p) op korte termijn vast is. Door de toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid zal op de korte termijn het aantal transacties toenemen. In de formule ziet dit er als volgt uit:
M↑ × V = P × T↑
Toelichting veranderingen op de lange termijn
In de lange termijn zal het aantal transacties weer terugkeren naar het natuurlijke productieniveau. Op de lange termijn zal daarom niet het aantal transacties zijn toegenomen, maar zullen juist de prijzen gaan stijgen. Op de lange termijn zijn de prijzen namelijk niet rigide.
In de uitgangssituatie bevind het evenwicht zich in punt A, door de stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid en de prijsrigiditeit zal de vraaglijn verschuiven en ontstaat evenwichtspunt B. Omdat op de lange termijn de prijzen niet rigide zijn maar de hoeveelheid wel keert de hoeveelheid terug naar de lange termijn geaggregeerde aanbodlijn en ontstaat evenwichtspunt C. Bij punt C worden er evenveel producten verkocht als in de uitgangssituatie alleen dan voor een hoge prijs, namelijk p’.
In de verkeersvergelijking van Fisher zien we dat door de stijging van de maatschappelijke geldhoeveelheid en de constante omloopsnelheid de geldstroom is gestegen. Omdat op de lange termijn het aantal transacties vast zijn kan aan de kant van de goederenstroom alleen de prijs stijgen. In de formule ziet dit er als volgt uit:
M↑ × V = P↑ × T
Wat moet de centrale bank doen?
Vanwege de neutraliteit van geld heeft het extra geld wat de centrale bank in omloop brengt alleen maar als gevolg dat de prijzen in een economie stijgen. De maatschappelijke geldhoeveelheid moet daarom volgens de monetair economen alleen groeien als de productie stijgt.