Welvaart is de mate waarin iemand zijn behoeften kan bevredigen naar schaarse goederen. Welvaart kunnen we op twee manieren meten, welvaart in enge zin en welvaart in ruime zin.
De welvaart bestaat uit de optelsom van het consumentensurplus en het producentensurplus. Dit totale surplus wordt het eng welvaartsbegrip genoemd. Het meet op iedere markt de surplus en telt deze bij elkaar op, ook wanneer we alleen naar het bbp kijken berekenen we de welvaart in enge zin.
Bij welvaart in ruime zin wordt er rekening gehouden met externe effecten die ontstaan door de consumptie. Er wordt hierbij dus breder gekeken dan bij de welvaart in enge zin. Een voorbeeld van een maatstaf die rekening houdt met externe effecten is het groene bbp.
Met behulp van de welvaart in ruime zin is het mogelijk om een beter beeld te krijgen van de welvaart in een land. Dit komt omdat er bij het berekenen van de welvaart in ruime zin rekening gehouden wordt met externe effecten. Zo kan een land in een jaar tijd wel een enorme groei van het bbp hebben gezien en dus een grote stijging van de welvaart in enge zin hebben meegemaakt maar wanneer dit ten koste gaat van de leefbaarheid in het land vanwege de grote vervuilingen zullen de mensen zich niet welvarender zijn gaan voelen. Het is echter erg lastig om de welvaart in ruime zin te meten. Het is namelijk niet duidelijk wat er meegenomen moet worden als kosten van de externe effecten.
Welvaart in ruime zin is niet per definitie een pareto-optimum: het punt waarop de welvaart in een land het hoogste is hoeft niet het punt te zijn waarop iedereen in het land de hoogste welvaart heeft. Het kan zijn dat een verhoging van de welvaart in ruime zin ten koste gaat van een deel van de bevolking.