Welvaart
De welvaart meten we door het consumentensurplus en het producentensurplus bij elkaar op te tellen.
welvaart = consumentensurplus + producentensurplus
De welvaart is het hoogst op de markt van volkomen concurrentie. Zodra de overheid gaat ingrijpen en een minimumprijs of een maximumprijs instelt zal de welvaart afnemen, dit noemen we welvaartsverlies. Ook wanneer er een andere marktvorm dan de marktvorm volkomen concurrentie op de markt is zal een stuk van de welvaart verloren gaan.
Welvaart berekenen in een grafiek
De welvaart berekenen in een grafiek kan door het consumentensurplus en het producentensurplus apart te berekenen. Hiervoor bereken je de oppervlaktes van beide surplus in de grafiek, zoals hieronder aangegeven in het rood en groen.
Welvaart berekenen in een tabel
Je kunt de welvaart ook berekenen doormiddel van een tabel. Hierbij is de volgende regel belangrijk:
Bij volkomen concurrentie geldt: producentensurplus = 0
Daarnaast geldt altijd dat de prijs die producenten minimaal willen ontvangen voor hun product gelijk is voor elke marktvorm. Omdat geldt dat
producentensurplus = prijs die de producent ontvangt − prijs die de producent minimaal wil ontvangen
betekent dit dat de prijs die de producent ontvangt bij volkomen concurrentie gelijk is aan de prijs die hij minimaal wil ontvangen.
Met deze regels kunnen we de welvaart bij een monopolie berekenen gegeven de volgende tabel:
Consument | Betalingsbereidheid | Consumentensurplus bij monopolie p = 50 | Consumentensurplus bij volkomen concurrentie p = 20 |
---|---|---|---|
A | 55 | ||
B | 54 | ||
C | 53 | ||
D | 52 | ||
E | 51 | ||
F | 50 | ||
G | 49 | ||
H | 48 | ||
I | 47 | ||
J | 46 | ||
K | 45 | ||
Totaal consumentensurplus | n.v.t. |
Eerst vullen we de tabel in. We nemen de betalingsbereidheid en halen hier de prijs af. Wat overblijft, het consumentensurplus, zetten we in de hokjes. Onderaan de tabel tellen we het consumentensurplus per markt op.
Consument | Betalingsbereidheid | Consumentensurplus bij monopolie p = 50 | Consumentensurplus bij volkomen concurrentie p = 20 |
---|---|---|---|
A | 55 | 5 | 35 |
B | 54 | 4 | 34 |
C | 53 | 3 | 33 |
D | 52 | 2 | 32 |
E | 51 | 1 | 31 |
F | 50 | 0 | 30 |
G | 49 | — | 29 |
H | 48 | — | 28 |
I | 47 | — | 27 |
J | 46 | — | 26 |
K | 45 | — | 25 |
Totaal consumentensurplus | n.v.t. | 15 | 330 |
We zeggen nu dat het producentensurplus bij volkomen concurrentie gelijk is aan 0. De welvaart wordt dan:
welvaart = consumentensurplus + producentensurplus welvaart = 330 + 0 = 330
Bij monopolie is de prijs die de producent wil ontvangen 20, gelijk aan de prijs bij volkomen concurrentie. Het producentensurplus per product wordt nu:
producentensurplus = prijs die de producent ontvangt − prijs die de producent minimaal wil ontvangen producentensurplus = 50 − 20 = 30
De monopolist verkoopt alleen aan mensen met een consumentensurplus van 0 of hoger, dit zijn namelijk de mensen die genoeg geld ervoor over hebben om het product te kopen. In ons voorbeeld verkoopt de monopolist 6 producten. Het producentensurplus wordt:
producentensurplus = 30 × 6 = 180
De welvaart bij een monopolie is dus:
welvaart = consumentensurplus + producentensurplus welvaart = 15 + 180 = 195