Oefentoets concept Schaarste & Ruil
Vraag 1
Lees de volgende begrippen en omschrijvingen
Begrip | Omschrijving | ||
---|---|---|---|
1 | Baten | A | Het spanningsveld tussen middelen die beperkt aanwezig zijn en een onbegrensde behoefte. |
2 | Behoefte | B | De manier waarom middelen kunnen worden gebruikt. |
3 | Schaarste | C | De hoeveelheid middelen waarover iemand beschikt. |
4 | Alternatief aanwendbaar | D | Geeft alle mogelijke productcombinaties weer die gekocht kunnen worden bij een gegeven budget. |
5 | Aanwendingsrichting | E | Iets wat iemand graag wil. |
6 | Budgetlijn | F | Middelen die gebruikt kunnen worden om verschillende behoefte te kunnen bevredigen. |
Welke bewering hoort bij welk begrip? Vul in het hokje achter elk cijfer de letter van het begrip op. Gebruik hoofdletters. Gebruik elke letter één keer.
Kies een antwoord
Vraag 2
Lees het artikel
Door de extreme schaarste aan mondkapjes grepen fraudeurs hun kans. Tot weerzin van justitie, dat zware straffen eist tegen verdachten van oplichting met de beschermende maskers.
Volgens de officier van justitie staat het tweetal terecht voor een in zijn ogen weerzinwekkender daad dan doorsnee-oplichting. De verdachten, bekenden van de politie met beiden een strafblad, maakten misbruik van een crisis in een tijd dat mensen vreesden voor hun gezondheid. Terwijl er in de zorg op cruciale plekken sprake was van schaarste aan beschermende middelen dachten zij: daar maken wij gebruik van. Nog voordat de inhoudelijke behandeling van de zaak begint, waarschuwt de officier van justitie andere mondkapjesfraudeurs: ‘Er wordt op jullie gejaagd’.
Bron: Trouw, 17 juni 2024
Leg uit wat het verschil is in betekenis van het begrip schaarste in dit artikel en bij het vak economie.
In het artikel betekent schaarste dat er een beperkt aanbod is terwijl de vraag groot is. In de economie betekent schaarste dat er met beperkte middelen ten opzichte van een onbegrensde behoefte keuzes moeten maken wat er met een middel wat alternatief aanwendbaar is gedaan moet worden.
Vraag 3
In welke rij staan alleen maar schaarse goederen?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
A, we spreken van schaarse middelen wanneer middelen beperkt aanwezig zijn en alternatief aanwendbaar zijn. Wanneer middelen niet voldoen aan de twee eisen om van een schaars middel te spreken, zijn dit zijn vrije goederen. Voorbeelden van vrije goederen zijn: zonlicht en wind. Zonlicht en wind zijn onbeperkt aanwezig. Dit betekent dat wanneer iemand zonnepanelen heeft die zonlicht nodig hebben, de zon niet opraakt en dat iedereen die dat wil nog steeds evenveel zonlicht kan gebruiken.
Vraag 4
Bas heeft een keuzeprobleem, hij heeft de mogelijkheid om op vakantie te gaan naar zuid Frankrijk, de totale kosten van deze reis van een week zijn ongeveer €350 voor een week. Hij kan die week ook gaan werken bij de supermarkt, dit levert hem €200 op. Ook kan hij een week vrijwilligerswerk gaan doen, hier krijgt hij een kleine vergoeding voor van €50. Wanneer hij een van deze activiteiten gaat doen mist hij wel de voetbalwedstrijd van zijn favoriete club, iets waar hij normaal gesproken €20 voor over heeft. Hiernaast houdt Bas niet echt van werken in de supermarkt, om dit niet te hoevend oen zou hij wel €40 over hebben. Om het vrijwilligers werk te doen moet Bas elke dag met zijn scooter een eind rijden, de kosten voor benzine hiervoor zijn €10.
Wat zouden de baten van het weekje Frankrijk minimaal moeten zijn voor Bas om voor deze optie te kiezen?
Je kunt hiervoor de volgende tabel gebruiken.
Activiteit | Baten | Kosten | Saldo |
---|---|---|---|
Zuid Frankrijk | * | * | |
Supermarkt | |||
Vrijwilligerswerk | |||
Voetbalwedstrijd |
Kies een antwoord
Goed antwoord!
Activiteit | Baten | Kosten | Saldo |
---|---|---|---|
Zuid Frankrijk | * | €350 | * |
Supermarkt | €200 | €40 | €160 |
Vrijwilligerswerk | €50 | €10 | €40 |
Voetbalwedstrijd | €20 | €0 | €20 |
Het saldo van Zuid Frankijk moet minimaal €160 zijn, hiervoor moeten de baten minimaal €160 + €350 = €510
Vraag 5
Je hebt een budget van €40,- je kan hiervoor pennen kopen voor €1,- of schriften voor €4,-.
Stel de vergelijking van de budgetlijn op.
budget = (prijs goed 1 × aantal goed 1) + (prijs goed 2 × aantal goed 2)
€40 = (€1 × aantal pennen) + (€4 × aantal schriften)
Vraag 6
Je hebt een budget van €20,- te besteden, je kan er voor kiezen om patat te kopen voor €1,- per portie of om voor €2,- een milkshake te kopen.
Welke budgetlijn hoort hierbij?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
B. Meer weten? Ga naar budgetlijn.
Vraag 7
Je hebt een budget van €20, een broodje hamburger kost normaal €5 en een patatje oorlog €2. Deze week is er een actie en kost een broodje hamburger €4.
Welke grafiek laat de verschuiving van de budgetlijn zien?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
A. Meer weten? Ga naar budgetlijn.
Vraag 8
Wat wordt er bedoeld met de kosten van ongerief?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
D. De kosten van ongerief is dat wat je ervoor over hebt om iets niet te doen. Denk bijvoorbeeld aan het werken bij je bijbaantje, hoeveel geld heb je ervoor over om hier niet te hoeven werken? Is dit €10? €20? Of misschien wel €30? Hoeveel de kosten van ongerief zijn verschilt per persoon en ook per activiteit.
Vraag 9
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
- Instituties verlagen de transactiekosten van een ruil.
- Arbeidsverdeling zorgt voor een lagere arbeidsproductiviteit.
Kies een antwoord
Goed antwoord!
B. Instituties zijn opgericht om de transactiekosten van een ruil te verlagen.
Arbeidsverdeling betekent dat het productieproces wordt opgeknipt in kleine onderdelen. Een werknemer houdt zich in dat geval bezig met één onderdeel van dit proces. In dat onderdeel wordt deze werknemer heel goed, dit heet specialisatie. Door een arbeidsverdeling en specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit.
Vraag 10
Op de Facebook pagina vraag & aanbod Zwolle kunnen inwoners van Zwolle spullen aanbieden die zij niet meer nodig hebben. Iedereen die geïnteresseerd is kan op het bericht reageren en de spullen voor een mooi prijsje komen ophalen. Leg uit waarom deze Facebook pagina de transactiekosten voor deze ruil verlaagd.
De Facebook pagina verminderd de moeite die een verkoper hoeft te doen om iets te verkopen. Een simpel berichtje op Facebook brengt je al in contact met potentiële kopers die makkelijk kunnen reageren. Vroeger zou je een advertentie in de krant moeten zetten of je spullen naar een kringloopwinkel moeten brengen. Door de Facebook pagina dalen de transactiekosten voor het zoeken van een ruilpartner.
Vraag 11
In een fabriek waar dakpannen worden gemaakt werken 5 werknemers die allemaal 40 uur per week werken. In een week maken zij 30.000 dakpannen.
Wat is de arbeidsproductiviteit per uur per werknemer?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
A.
5 werknemers × 40 uur per week = 200 uur
Arbeidsprod. per werknemer per uur = 30.000 producten ÷ 200 uur = 150 dakpannen
De arbeidsproductiviteit per werknemer per uur is 150 dakpannen.
Vraag 12
Er zijn twee landen, Nederland en Duitsland. Beide landen kunnen kaas en bier produceren van dezelfde kwaliteit. De volgende tijden zijn beide landen bezig met het produceren van een eenheid kaas of bier.
Land | Kaas | Bier |
---|---|---|
Nederland | 10 minuten | 20 minuten |
Duitsland | 5 minuten | 15 minuten |
Welk land bezit een absoluut productievoordeel?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
Duitsland kan zowel sneller kaas als bier produceren in vergelijking met Nederland, Duitsland heeft daarom een absoluut voordeel in het produceren van beide goederen.
Vraag 13
Er zijn twee landen, Nederland en Duitsland. Beide landen kunnen kaas en bier produceren van dezelfde kwaliteit. De volgende tijden zijn beide landen bezig met het produceren van een eenheid kaas of bier.
Land | Kaas | Bier |
---|---|---|
Nederland | 10 minuten | 20 minuten |
Duitsland | 5 minuten | 15 minuten |
In welk product heeft Nederland een comparatief productievoordeel?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
Om het comparatief productievoordeel van Nederland te berekenen kijken we naar de kosten van elk product.
Land | Kaas | Bier |
---|---|---|
Nederland | 1 eenheid kaas kost 10 ÷ 20 = 1/2e eenheid bier. | 1 eenheid bier kost 20 ÷ 10 = 2 eenheden kaas. |
Duitsland | '1 eenheid kaas kost 5 ÷ 15 = 1/3e eenheid bier. | 1 eenheid bier kost 15 ÷ 5 = 3 eenheden kaas. |
We lezen dat Nederland goedkoper bier kan produceren dan Duitsland. In Nederland kost het produceren van 1 eenheid bier 2 eenheden kaas terwijl dit in Duitsland 3 eenheden kaas kost
Vraag 14
Lees de volgende begrippen en omschrijvingen
Begrip | Omschrijving | ||
---|---|---|---|
1 | Chartaal geld | A | De hoeveelheid goederen en diensten die je met dit geld kan kopen in je eigen land. |
2 | Giraal geld | B | De hoeveelheid buitenlands geld dat je voor elke euro kan kopen. |
3 | Fiduciair geld | C | Geld dat een bepaalde waarde heeft omdat mensen hierop vertrouwen. |
4 | Intrinsieke waarde | D | Alle munten en bankbiljetten in een land die in handen zijn van burgers en bedrijven. |
5 | Nominale waarde | E | De waarde die op de munt of het biljet staat. |
6 | Interne waarde | F | De waarde van het materiaal waar het geld van gemaakt is. |
7 | Externe waarde | G | Geld van burgers en bedrijven wat direct opeisbaar is bij een bank. |
Welke bewering hoort bij welk begrip? Vul in het hokje achter elk cijfer de letter van het begrip op. Gebruik hoofdletters. Gebruik elke letter één keer.
Vul alle antwoorden in.
Vraag 15
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
- Als de interne waarde van een euro daalt dan daalt de koopkracht.
- Als de intrinsieke waarde van een munt hoger is dan de nominale waarde gaan mensen de munt omsmelten.
Kies een antwoord
Goed antwoord!
C, wanneer de interne waarde van de munt daalt kan je minder kopen met de munt en daalt de koopkracht.
De intrinsieke waarde is de waarde van het materiaal waar de munt van gemaakt is. Wanneer deze waarde hoger is dan de waarde die op de munt staat (nominale waarde) gaan mensen de munt omsmelten en het materiaal verkopen.
Vraag 16
Geef bij de volgende voorbeelden aan welke geldfunctie er gebruikt word:
- Op het prijskaartje bij de nieuwe Iphone staat een prijs van €950,-
- Je koopt een ijsje bij de ijscoboer
- Je zet €200,- op je spaarrekening
- Je ontvangt je salaris van je bijbaantje
- Je vind een oud schilderij op zolder, deze blijkt na taxatie €100.000,- waard te zijn
- Rekenmiddel
- Ruilmiddel
- Spaarmiddel/oppotmiddel
- Ruilmiddel
- Rekenmiddel
Vraag 17
Waaruit bestaat de maatschappelijke geldhoeveelheid?
Kies een antwoord
Goed antwoord!
C, de maatschappelijke geldhoeveelheid is de optelsom van al het chartale geld en girale geld dat in handen is van burgers en ondernemingen.