Cookie Consent by TermsFeed

Budgetteren

Het is soms lastig om bij te houden hoeveel ontvangsten en uitgaven je elke maand hebt en of je nog geld over hebt aan het eind van de maand. Hierom is het handig om een begroting of een budgetplan te maken. Een begroting is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die je verwacht te doen in een bepaalde periode. Het maken van een begroting noem je budgetteren.

Het maken van een begroting begint met het opschrijven van de verschillende inkomsten die je hebt. Denk hierbij aan je loon, de winst van je onderneming, de rente die je ontvangt, dividend of een uitkering.

Hiernaast schrijf je de verschillende uitgaven op die je hebt, herbij maken we onderscheid tussen drie verschillende soorten uitgaven:

Huishoudelijke uitgaven/Dagelijkse uitgaven

Dit zijn uitgaven voor boodschappen, persoonlijke verzorging, uitgaan en cadeautjes. Deze uitgaven heb je om in je dagelijks levensonderhoud te voorzien.

Vaste lasten

Vaste lasten zijn uitgaven die altijd hetzelfde zijn en steeds terug komen. Denk bijvoorbeeld aan de huur of hypotheek die je moet betalen. Ook de energierekening, verzekeringen en abonnementen zijn vaste lasten.

Incidentele uitgaven

Dit zijn grote uitgaven die je niet vaak doet. Bijvoorbeeld wanneer je een vakantie boekt, nieuwe meubels koopt of kleding koopt. Voor deze uitgaven moet je geld reserveren.

Een voorbeeld van een begroting ziet er als volgt uit:

Ontvangsten Uitgaven
Loon €1.500 Vaste lasten
Zorgtoeslag €100 Huur €850
Huurtoeslag €150 Verzekering €100
Rente €20 Energie €70
Huishoudelijke uitgaven
Boodschappen €150
Persoonlijke uitgaven €100
Incidentele uitgaven
Reserveringen naar spaarrekening €500
Totaal €1.770 Totaal €1.770

Test jezelf vraag 1

Geef bij de volgende uitgaven aan of het gaat om vaste lasten, huishoudelijke uitgaven of incidentele uitgaven.

  1. Je koopt een cadeautje voor een vriend.
  2. Je betaalt rente op een lening.
  3. Je koopt shampoo bij de drogist.
  4. Je koopt een nieuwe telefoon.
  5. Je betaalt je telefoon abonnement.
  6. Je gaat een avondje uit.

Antwoord

  1. Huishoudelijke uitgaven
  2. Vaste lasten
  3. Huishoudelijke uitgaven
  4. Incidentele uitgaven
  5. Vaste lasten
  6. Huishoudelijke uitgaven