Consumentenprijsindexcijfer (CPI)
Om de inflatie (de stijging van het algemeen prijspeil) te meten wordt er door het CBS gebruik van het consumentenprijsindexcijfer (CPI). Het CPI geeft de ontwikkeling weer van de prijs van goederen en diensten die worden aangeschaft door Nederlandse huishoudens.
Om het CPI te berekenen heeft het CBS een goederenmandje gemaakt, in dit goederenmandje zitten producten en diensten die een gemiddeld gezin koopt. Elk jaar bekijkt het CBS of het goederenmandje nog actueel is en hoeveel het gezin kwijt is om deze producten en diensten te kopen. In dit goederenmandje zitten bijvoorbeeld de energiekosten, woonlasten, de voedselprijzen, de prijs van de abonnementen van een gemiddeld gezin en de prijs van kleding. Van al deze producten en diensten berekent het CBS het indexcijfer, het indexcijfer voor een product of dienst wordt een partieel indexcijfer genoemd. Niet elk product of dienst telt even mee in het CPI, een gezin geeft bijvoorbeeld veel meer uit aan voedsel en wonen op jaarbasis dan aan kleding of vakanties. Hoe zwaar iets meetelt noemen we de wegingsfactor.
Het CPI kunnen we met de volgende formule berekenen:
CPI = weging goed 1 × partieel prijsindexcijfer goed 1 + weging goed 2 × partieel prijsindexcijfer goed 2 + …
Wanneer we het CPI van een bepaald jaar hebben berekend kunnen we kijken hoeveel het prijspeil is veranderd in vergelijking met het basisjaar door het verschil van beide waardes te berekenen.