Cookie Consent by TermsFeed

Afschrijvingen

Elk jaar worden vaste activa minder waard, dit komt bijvoorbeeld door slijtage. Doordat deze activa elk jaar minder waard worden moeten we op deze activa afschrijven.

Voorbeeld

Onderneming Harko bv heeft een nieuwe bestelbus gekocht, elk jaar dat de bestelbus gebruikt wordt, wordt deze minder waard. Hierdoor gaat Harco bv afschrijven op de bestelbus.

Afschrijvingen berekenen

Wanneer we de afschrijving willen berekenen moeten we het aankoopbedrag weten van goed. Ook hebben we de restwaarde nodig, de restwaarde is het bedrag wat het goed nog waard is aan het eind van de levensduur van dit goed. Denk hierbij aan het bedrag wat de onderneming nog krijgt voor het goed als het naar de sloop wordt gebracht of wordt verkocht.
Ook moeten we de levensduur van het goed weten, de levensduur meten we in het aantal productiejaren dat het goed meegaat binnen het bedrijf. Wanneer we al deze informatie weten kunnen we de afschrijving met behulp van de volgende formule berekenen:

afschrijvingen = aankoopbedrag − restwaardeaantal productiejaren

Voorbeeld

Rutgers bv heeft een machine gekocht voor €100.000 deze machine zal 5 jaar meegaan en heeft dan nog een restwaarde van €20.000. Bereken de afschrijvingskosten per jaar.

afschrijvingen = €100.000 − €20.0005 = €16.000

Zijn afschrijvingskosten per jaar zijn €16.000

Afschrijvingskosten op de resultatenrekening

Afschrijvingen komen op de resultatenrekening terug op de debet kant, dit is de kosten kant. Afschrijvingen zijn namelijk kosten.

Afschrijvingskosten op de balans

Afschrijvingen staan niet op de balans, maar hebben wel invloed op de posten die op de balans staan. De waarde van de verschillende vaste activa wordt namelijk elk jaar met de afschrijvingen verminderd.

Let op!: afschrijvingen zijn geen uitgaven maar wel kosten. Wanneer je op de vaste activa gaat afschrijven wordt dit minder waard, maar je geeft hier geen geld bij uit.

Kijk ook de volgende video:

Test jezelf vraag 1

Bereken van de volgende vaste activa de afschrijvingskosten.

  1. Een onderneming koopt een bedrijfswagen voor €35.000,-. De onderneming verwacht 4 jaar met deze bedrijfswagen te kunnen doen en hem dan te kunnen verkopen voor €5.000,-.
  2. Een onderneming koopt een machine voor €120.000,- de restwaarde na 6 jaar gebruik is nihil.

Antwoord

  1. afschrijvingen = €35.000 − €5.0004 = €7.500
  2. afschrijvingen = €120.000 − €06 = €20.000