Oefentoets concept Risico & informatie
Vraag 1
Lees de volgende begrippen en omschrijvingen.
Begrip | Omschrijving | ||
---|---|---|---|
1 | Averechtse selectie | A | Verschillende spelers bezitten verschillende informatie. |
2 | Risicoaversie | B | Mensen met een groot risico verzekeren zich en mensen met een klein risico niet. |
3 | Informatieasymmetrie | C | Verschillende spelers bezitten verschillende informatie. |
4 | Moreel wangedrag | D | De afkeer van risico. |
5 | Premiedifferentiatie | E | Verschillende klanten betalen voor hetzelfde risico een andere premie. |
Welke bewering hoort bij welk begrip? Vul in het hokje achter elk cijfer de letter van het begrip op. Gebruik hoofdletters. Gebruik elke letter één keer.
Vraag 2
Welk van de volgende risico’s zijn vrijwillig?
Vraag 3
Er zijn twee loterijen waaraan je mee kan doen, loterij A en loterij B. De prijs van een lot van beide loterijen is €30. Bij beide loterijen wordt er een munt opgegooid, wordt er kop gegooid dan win je bij loterij A €40 en bij loterij B €60. Wordt er munt gegooid dan win je bij loterij A €20 en bij loterij B niks.
Bereken voor beide loterijen de het risico, vul hiervoor de volgende tabel in. Gebruik alleen cijfers
Loterij | Prijs per lot | Kop | Munt | Verwachte opbrengst | Mogelijke schade | Kans op schade | Risico |
---|---|---|---|---|---|---|---|
A | €30 | €40 | €20 | ||||
B | €30 | €60 | €0 |
Welke loterij kiest iemand die risicoavers is?
Vraag 4
Lees de volgende begrippen en omschrijvingen.
Begrip | Omschrijving | ||
---|---|---|---|
1 | Polis | A | Een aanbieder van een verzekering. |
2 | Verzekering | B | Een persoon die een verzekering neemt. |
3 | Risico | C | Aangeboden dienst van een verzekeraar. |
4 | Premie | D | Het contract dat je ondertekent bij het afsluiten van een verzekering. |
5 | Verzekeringsnemer | E | Het geld wat je betaald aan de verzekeringsmaatschappij wanneer je verzekert bent. |
6 | Verzekeraar | F | De kans dat een mogelijk gevaar daadwerkelijk echt gebeurd. |
Welke bewering hoort bij welk begrip? Vul in het hokje achter elk cijfer de letter van het begrip op. Gebruik hoofdletters. Gebruik elke letter één keer.
Vraag 5
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
- Asymmetrische informatie vergroot het risico.
- Door risicospreiding is het voor de verzekeraar mogelijk om winst te maken.
Vraag 6
Verzekeraar 4sure heeft 100 verzekeringsnemers, de kans dat een van deze verkeringsnemers schade krijgt is 1/200. Wanneer dit het geval is zal de 4sure €5.000 uitbetalen. Hiernaast heeft 4Sure €150 aan bedrijfskosten per jaar. Vul de onderstaande tabel in en bereken de premie die een verzekeringsnemer moet betalen wanneer 4sure geen winst maakt.
Bereken voor beide loterijen de het risico, vul hiervoor de volgende tabel in. Gebruik alleen cijfers en het breuk-teken (/).
Aantal verzekerden | Uitbetaling bij schade | Kans op schade | Verwachte uitbetaling per verzekeringsnemer | TK | Premie | TO |
---|---|---|---|---|---|---|
Vraag 7
Leg in je eigen woorden uit hoe het invoeren van een eigen risico moreel wangedrag tegen kan gaan.
Vraag 8
Verzekeringsmaatschappij Palekana bied drie verschillende zorgverzekeringen aan, pakket 1, pakket 2 en pakket 3. Alle pakketten hebben een ander eigen risico en ook de premie die per maand betaald moet worden verschilt.
Pakket 1 | Pakket 2 | Pakket 3 | |
---|---|---|---|
Eigen risico | €100 | €400 | €700 |
Premie per maand | €130 | €110 | €90 |
Bas heeft een goede gezondheid en verwacht komend jaar €100 aan ziektekosten te maken. Welk pakket kan Bas het best kiezen?
John heeft geen goede gezondheid en verwacht komend jaar €1.000 aan ziektekosten te maken. Welke pakket kan John het best kiezen?
Vraag 9
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
- Een vennootschap onder firma heeft altijd twee eigenaren.
- Bij een naamloos vennootschap wordt het eigen vermogen ingebracht door de aandeelhouders.
Vraag 10
Wat is de juiste volgorde van weinig risico naar veel risico.
Vraag 11
Waarom verlaagd een onderpand het risico van een kredietgever?
Vraag 12
Leg uit hoe door verplichte solidariteit de hoogte van de premie verlaagd kan worden.
Vraag 13
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
- Een principaal agent probleem kan opgelost worden doormiddel van prikkelcontracten.
- Een principaal is de bestuurder en de agent is de eigenaar.
Vraag 14
Lees de volgende begrippen en omschrijvingen
Begrip | Omschrijving | ||
---|---|---|---|
1 | Autoriteit Financiële Markten (AFM) | A | Beschermt consumenten door toezicht te houden op mededingingswet en het consumentenrecht. De instelling wil voorkomen dat een of meerdere bedrijven te veel marktmacht krijgen waardoor er oneerlijke situaties ontstaan en spoort kartels op. |
2 | De Nederlandsche Bank (DNB) | B | Houdt toezicht op de markten voor sparen, beleggen, verzekeren, pensioenen en lenen. Deze instelling kijkt of consumenten duidelijk en eerlijke informatie ontvangen en controleert of financiële instellingen zich aan de regels houden. |
3 | Autoriteit Consument en Markt (ACM) | C | Geeft bankvergunningen uit zodat niet iedereen een bank kan beginnen. Ook verleent de instelling vergunningen voor beleggingsondernemingen. Ook controleert de instelling of deze banken en beleggingsondernemingen hun vergunning mogen behouden. |
Welke taak hoort bij welke toezichthouder? Vul in het hokje achter elk cijfer de letter van de taak in. Gebruik hoofdletters. Gebruik elke letter één keer.