Oefentoets concept Markt
Vraag 1
In de binnenstad van Kampen zijn verschillende restaurants te vinden. Elk restaurant heeft zijn eigen speciteiten. Zo is er een chinees, italiaan en een pannenkoekenresstaurent. Van welke marktvorm is er sprake op de markt voor restaurants in Kampen?
Vraag 2
Op de markt voor nieuwe fietsen hebben consumenten veel keus. Een klant moet een keus maken uit het type fiets wat hij wil, wil de klant bijvoorbeeld een elecktrische fiets, een stadsfiets of een mountainbike? Van elke keuze uit 4 grote merken en verschillende kleinere merken op de markt in verschillende prijsklassen. Van welke marktvorm is er sprake op de fietsenmarkt?
Vraag 3
Op de markt van volkomen concurrentie:
Vraag 4
Op de markt van volkomen concurrentie:
Vraag 5
Bij welke marktvormen zijn er weinig aanbieders? (Meerdere antwoorden)
Vraag 6
Bekijk de volgende twee grafieken. Op de linkergrafiek zie je de situatie voor een individuele aanbieder. Op de rechter grafiek zie je de situatie voor de hele markt. Hoeveel aanbieders zijn er op deze markt actief?
Vraag 7
Wat gebeurt er met het totaal aantal vragers op een markt met monopolistische concurrentie als er een nieuwe onderneming toetreed?
Vraag 8
Tot wanneer zal een een monopolist zijn productie uitbreiden?
Vraag 9
In welk van de volgende grafieken is de maximale winst van een monopolist gekleurd?
Vraag 10
Bekijk de volgende grafiek van de markt waarop een monopolist actief is. Voor welke prijs moet de monopolist zijn product verkopen om een maximale winst te behalen?
Vraag 11
Van welk economisch concept is er sprake in het volgende voorbeeld: Een all you can eat restaurant hanteert de volgende regel: Kinderen onder de tien jaar betalen €1,50 per levensjaar. Iedereen boven de 10 jaar betaald €20,-.
Vraag 12
Bij een negatief extern effect
Vraag 13
Wie beschermt de overheid bij het instellen van een minimumprijs?
Vraag 14
De overheid wil graag dat zijn burgers gezonder leven. Om dit te bereiken heft de overheid accijns over de verkoop van tabak. Zet de volgende stappen in de juiste volgorde:
- De aanbodlijn verschuift naar boven.
- De overheid stelt accijns in.
- De consumenten kopen minder tabaksproducten
- De gezondheid van de mensen verbeterd
- De evenwichtsprijs stijgt.
Vraag 15
Wat is geen voorbeeld van een collectief goed?
Vraag 16
Een monopolist produceert een bijzondere jetski.
De collectieve vraagfunctie is: QV = −p + 450
De TK-functie is TK = 100q
Hierin is p de prijs en Q de hoeveelheid. In de volgende tabel staan de TO, MO, TK en MK bij verschillende prijzen.
a. Vul de tabel in. Gebruik alleen cijfers.
p | Q | TO | MO | TK | MK |
---|---|---|---|---|---|
€400 | * | * | |||
€350 | |||||
€300 | |||||
€250 | |||||
€200 | |||||
€150 | |||||
€100 | |||||
€50 |
b. Bij welke prijs is de winst van de monopolist maximaal?
Vraag 17
De monopolist uit vraag 16 krijgt er een concurrent bij die 100 exclusieve jetski’s aanbiedt.
De collectieve vraagfunctie blijft: QV = −p + 450
De TK-functie blijft TK = 100q
a. Vul de tabel in. Gebruik alleen cijfers.
p | Q | qandereaanbieders | q | TO | MO | TK | MK |
---|---|---|---|---|---|---|---|
€400 | * | * | |||||
€350 | |||||||
€300 | |||||||
€250 | |||||||
€200 | |||||||
€150 | |||||||
€100 | |||||||
€50 |
b. Bij welke prijs is de winst maximaal?
Vraag 18
Welke vakjes laten het welvaartsverlies zien als gevolg van het instellen van een maximumprijs?
Vraag 19
De volgende grafiek geeft de vraaglijn en de aanbodlijn (=marginale kostenlijn) weer van een monopolist die moet bepalen welke prijs hij moet kiezen.
Vergelijk de welvaart die in een situatie van volkomen concurrentie kan worden behaald met de welvaart die in de situatie met de monopolist wordt behaald wanneer de monopolist besluit een prijs van €80 te vragen. Uit welke vakjes bestaat het welvaartverlies?
Vraag 20
Op een markt besluit de overheid om belasting te gaan heffen, de gevolgen voor de vraag en aanbod lijn is te zien in de volgende grafiek.
Bereken het totale surplus wanneer er geen overheidsingrijpen is en wanneer de overheid wel ingrijpt door het heffen van belasting.
a. Vul de tabel in. Gebruik alleen getallen.
Geen overheidsingrijpen | Wel overheidsingrijpen | |
---|---|---|
Consumentensurplus | ||
Producentensurplus | ||
Belasting | ||
Totale surplus |
b. Hoe groot is het welvaartsverlies als gevolg van het invoeren van de belasting?