Cookie Consent by TermsFeed
Belangrijk (klik om te sluiten)
In deze uitleg worden de volgende symbolen gebruikt:
S voor particuliere besparingen
I voor particuliere investeringen
B voor belastingen
O voor overheidsbestedingen

Nationaal spaarsaldo

In de geldkringloop zie je dat financiële instellingen geld ontvangen van consumenten in de vorm van private besparingen. Dit geld zullen de financiële instellingen geheel of gedeeltelijk gebruiken om in bedrijven te investeren.

Particuliere spaarsaldo

Het verschil tussen de private besparingen en de investeringen noemen we het particulier spaarsaldo. Dit berekenen we op de volgende manier:

particulier spaarsaldo = particuliere besparingen − investeringen

ofwel

particulier spaarsaldo = S − I

Wanneer de financiële instellingen minder investeren in bedrijven dan dat zij aan spaargeld dan is er een particulier spaaroverschot.

Particuliere spaarsaldo

Naast een particulier spaarsaldo is er ook een saldo voor de overheid. Dit bestaat uit het verschil tussen de ontvangen belastingen (B) en de overheidsbestedingen (O). Het overheidssaldo berekenen we op de volgende manier:

overheidssaldo = belastingen − overheidsbestedingen

ofwel

overheidssaldo = B − O

Wanneer de overheid meer ontvangt dan uitgeeft is er een positief overheidssaldo. Geeft de overheid meer uit dan het ontvangt dan is er een negatief overheidssaldo.

Wanneer we het particulier spaarsaldo en het overheidssaldo bij elkaar optellen spreken we van het nationaal spaarsaldo. Het nationaal spaarsaldo kan op de volgende manier worden berekend:

nationaal spaarsaldo = particulier spaarsaldo + overheidssaldo

ofwel

nationaal spaarsaldo = (S − I) + (B − O)

Wanneer het nationaal spaarsaldo negatief is zal het land geld moeten lenen van het buitenland. Is het nationaal spaarsaldo positief dan al het land geld uitlenen aan het buitenland.