Inkomenselasticiteit
Wanneer het inkomen van een persoon veranderd, zal ook de vraag naar bepaalde goederen en diensten toenemen of juist afnemen. De mate waarin de gevraagde hoeveelheid veranderd noemen we de inkomenselasticiteit.
Om de inkomenselasticiteit te berekenen gebruiken we de volgende formule:
inkomenselasticiteit = % verandering gevraagde aantal producten% verandering inkomen
De inkomenselasticiteit zegt ons iets over het soort goed wat gekocht word. We onderscheiden de volgende drie soorten goederen:
- Noodzakelijke goederen (Inkomenselasticiteit is tussen de 0 en 1) Wanneer het inkomen stijgt ga je van deze goederen een klein beetje meer kopen. Denk hierbij aan elektriciteit of voedsel. Wanneer je inkomen stijgt ga je niet opeens veel meer stroom verbruiken of voedsel kopen.
- Luxe goederen (Inkomenselasticiteit is groter dan 1) Wanneer het inkomen stijgt ga je van deze goederen meer kopen. Een voorbeeld hiervan zijn bijvoorbeeld vakanties, horloges en dure auto’s.
- Inferieure goederen (Inkomenselasticiteit is negatief) Wanneer het inkomen stijgt ga je van deze goederen minder kopen. Een voorbeeld hiervan zijn bijvoorbeeld goedkope producten waarvan wanneer je inkomen is gestegen je een duurdere variant kan kopen.
Voorbeeld 1
Wanneer je inkomen stijgt met 10% ga je per jaar niet meer twee keer op vakantie maar 3 keer. Dit betekent een toename van 50%. De inkomenselasticiteit is dan 50%10% = 5, voor elk procent dat je inkomen stijgt geef je 5% meer uit aan vakanties. Vakanties zijn dus een luxegoed.
Voorbeeld 2
Wanneer je inkomen stijgt met 20% geef je 15% minder uit aan aardappelen, je gaat nu namelijk vaker uit eten. De inkomenelasticiteit is in dit voorbeeld −15%20% = −0,75, voor elk procent dat je inkomen stijgt geef je 0,75% minder uit aan aardappelen. Aardappels zijn dus een inferieur goed.
Test jezelf vraag 1
Je inkomen stijgt van €2.500 naar €3.000, de gevraagde hoeveelheid stijgt met 15%. Bereken de inkomenselasticiteit en geef om wat voor type goed het hier gaat.
Antwoord
▼% verandering inkomen = (3.000 − 2.500) ÷ 2.500 × 100% = 20%
inkomenselasticiteit = 15% ÷ 20% = 0,75
Het gaat hier om een noodzakelijk goed.