Individuele aanbod
De individuele vraag is gebaseerd op de prijs van een product en de waarde van het product voor de consument. De consument berekend zijn consumentensurplus voor een product. Als deze hoger is dan 0 dan gaat hij het product kopen. In tegenstelling tot de consument is de producent objectief. Hij heeft geen gevoel, de waarde van een product is gelijk aan het geld waarvoor het product kan worden verkocht. Daarom kijkt een producent om zijn prijs te bepalen naar de kosten. Wanneer de opbrengsten voor een extra product hoger zijn dan de kosten, zal de producent gaan aanbieden.
De extra kosten die worden gemaakt voor een extra product zijn de marginale kosten. De extra opbrengsten voor elk extra product zijn de marginale opbrengsten. Een producent gaat dus het aantal producten aanbieden waarvoor geldt:
MO = MK
Produceert hij meer, dan zal hij voor het extra product verlies maken. Produceert hij minder, dan zal hij een stuk winst laten liggen.
Met deze regels kunnen we de individuele aanbodlijn tekenen. Omdat het niet mogelijk is te bedenken hoeveel kosten een producent heeft, wordt dit altijd gegeven. We weten dus altijd de MK-lijn. Gegeven zijn de volgende MO- en MK-lijn:
Hoeveel producten gaat de producent aanbieden bij een prijs van €10? Bij een prijs van €10 is de MO ook €10. We zien nu dat MO = MK bij q = 100. We zien nu dat de MK-lijn gelijk is aan de individuele aanbodlijn.