Collectieve goederen
Collectieve goederen zijn goederen die door de overheid geproduceerd zijn. Voorbeelden van collectieve goederen zijn dijken, politie, defensie, justitie en het onderwijs. De overheid moet deze goederen produceren omdat er geen aanbieders zijn die het willen doen. Er valt namelijk geen winst op worden gemaakt. Omdat er geen bedrijven zijn die de collectieve goederen wil produceren spreken we ook wel van marktfalen, de vrijemarktwerking heeft er namelijk niet voor gezorgd dat alle goederen die nodig zijn geproduceerd worden.
Een collectief goed moet aan twee voorwaarden voldoen:
- Niemand kan worden uitgesloten Zodra het collectieve goed er is kan niemand er van worden uitgesloten. Zodra een dijk eenmaal gebouwd is om de inwoners te beschermen tegen het water of het leger wat de inwoners beschermt tegen andere landen profiteert iedereen hiervan. Dit is anders dan bij normale goederen, wanneer jij geen kaartje voor de film in de bioscoop hebt gekocht mag jij de bioscoop niet in. Omdat niemand kan worden uitgesloten wil geen normaal bedrijf het goed produceren, zij willen namelijk betaald worden voor de goederen die zij produceren. Omdat niemand kan worden uitgesloten willen mensen ook niet vrijwillig betalen voor de collectieve voorzieningen, alleen de overheid kan deze betaling afdwingen doormiddel van belastingen.
- Gelijktijdige consumptie Bij een collectief goed is er altijd genoeg voor iedereen, het goed kan geconsumeerd worden door iedereen wanneer hij maar wil. Denk bijvoorbeeld aan dijken, iedereen in een land geniet op hetzelfde moment bescherming van de dijk tegen het water.